zaterdag 20 maart 2010

Jozef en zijn broeders

Jozef en Juda waren de meest in het oog springende zonen van Jacob.
Beiden maken een lange ontwikkeling door in de verhalen waar zij een rol in spelen. Jozef wordt een machtig man, ver boven zijn familie uitgegroeid. Juda groeit uit naar leiderschap als primus inter pares over zijn broers. Als Jozef in de put zit stelt Juda voor hem te verkopen aan de langstrekkende karavaan, niet zo mooi om je broer te verkopen, maar daardoor redt hij wel zijn leven en is Juda instrumenteel in de lotswendingen die in toekomst gaan plaatsvinden. Later pleit Juda in de langste monoloog in de hele Tora voor zijn broer Benjamin.
Niet voor niets geeft de oude Jacob op zijn sterfbed sprekend tot zijn twaalf zonen de langste en de beste zegenzeggingen aan Juda en Jozef (zijn dochter Dina wordt niet genoemd …).
In de later opgekomen legenden worden op basis van beeldrijke voorzeggingen van de profeten en een enkele passage uit de Talmoed gesproken van twee messiassen die zullen komen, een Masjieach ben Joseef (messias uit de stam van Jozef/Ephraim) en een Masjieach ben Juda (Messias uit de stam van Juda). Eerst komt de Masjieach ben Yoseef als voorbereider van de definitieve Messias; maar deze legenden zullen we laten rusten, ze lenen zich makkelijk als proviand voor fanatiekelingen.
Hou je bijbel erbij als we nog wat meer vertellen over Jozef en de prachtige verhalen, waarin hij de hoofdrol heeft.

Jozef en zijn broeders


Jozef is een uitgebreid in de Tora beschreven karakter, dat zich in de loop van zijn leven ontwikkelt in een duidelijke lijn van ontplooiing. Nog meer dan bij Jacob lijkt zijn personage te zijn uitgewerkt in markante trekken. In het begin van zijn leven komt Jozef over als een jongen met een uitstekend verstand, een rijke fantasie en een uitzonderlijk vermogen om dieper te schouwen. Duidelijk is hij verwend en de kleurige mantel symboliseert zijn kleurige en beeldrijke talenten en tegelijk belichaamt deze uitdossing ook zijn voorgetrokken positie als zoon van Jacobs grote liefde, Rachel. Jong, overmoedig en arrogant weet Jozef zijn enorme talenten en geestkracht nog niet in de hand te houden. Hypocriet klikt hij over zogenaamde zonden van zijn broers en met zijn op zich inhoudsrijke dromen gaat hij slordig en ontactisch om. Dat leidt tot de heftige poging van zijn gekwetste en getergde broers hem uit de weg te ruimen.

De doodsangst en de spanningen van de slavernij zullen de jonge Jozef tot inkeer hebben gebracht. Het is opmerkelijk hoe Jozef in de volgende episoden van zijn leven de tegen- en terugslagen telkens weet te overkomen en uit te buiten tot hun tegendeel. In zijn positie als slaaf en gevangene gaat hij zijn gaven beter gebruiken. Hij leert op langere termijn te denken en blijkt een uitnemend organisator. Hij is allengs meester geworden over zijn fantasie en over zijn dromen en over die van anderen. Hij kan deze gaven nu inzetten voor zijn eigen zaak en die van anderen.
In Egypte heeft hij gaandeweg succes, in het begin echter steeds onderbroken door diepe terugslagen. Als slaaf van generaal Potifar klimt hij op tot house manager; hij weerstaat de verleidingspogingen van zijn vrouw, maar komt toch door haar toedoen in de gevangenis. Ook daar boert hij toch weer goed, – hij weet steeds vertrouwen te winnen – en wordt een soort assistent directeur van de gevangenis. Daar komen ook twee belangrijke hovelingen terecht, de schenker en de bakker. Jozef is een expert in dromen, zoals eerder al gebleken. Hij verklaart de dromen van de beide heren, die ook weldra precies zo uitkomen, de schenker komt spoedig vrij en de bakker wordt opgehangen. De schenker zal later nog een belangrijke rol spelen om Jozef als droomuitlegger naar het hof van de Farao te halen.
Jozef is gaan beseffen dat hij een dienaar is, dat hij een instrument is geworden van een oneindig grotere macht, zoals naar voren komt in de droomuitleg aan Far’o: God geeft Far’o zijn bedoeling te kennen en Jozef is alleen maar de doorgever.
Op zijn manier heeft hij contact gemaakt met de God van Israël, zijn vader.

Nog duidelijk komt dit besef naar voren bij de hereniging van Jozef met zijn broers.
Het lijkt wel of Jozef een subtiel maar lastig parcours heeft uitgezet voor zijn broers, waarlangs zij geleidelijk tot besef van schuld konden komen en tot inkeer. Immers pas dan, als Jozef merkt dat zijn broers wezenlijk zijn veranderd kan hij zijn eventuele wraakplannen laten gaan, kan hij kiezen voor het verlangen naar zijn familie, voor de ook altijd levend gebleven liefde, die herhaaldelijk in de vertelling blijkt, als de emotie Jozef in het proces van weerzien overvalt; pas dan kan hij zich bekendmaken en komen tot ontmoeting en verzoening.
Het besef van de broers omtrent hun bezwarend verleden breekt door nadat ze drie dagen gevangen zijn geweest; ze zeggen dan tot elkaar (Gen. 42:21): “We hebben inderdaad schuld tegenover onze broer wier doodsangst wij hebben gezien toen hij ons smeekte en wij niet naar hem geluisterd hebben, daarom is deze ellende over ons gekomen.”
In de verzen, waarin Jozef in de put wordt geworpen (37:21 e.v.) wordt van de doodsangst en van de smeekbeden van Jozef vanuit die put geen gewag gemaakt. Pas hier, na drie dagen afzondering in gevangenschap in deze penibele omstandigheden dringt de impact van die smeekbeden tot de broeders door en beseffen ze de verharding van hun hart. Pas nu, vele bladzijden later, lezen wij, via het verslag van de woorden van de berouwvolle broers, over die hartverscheurende smeekbeden; bekende bijbelcommentator Nechama Leibowitz wijst op de narratieve vondst om dit nu pas te vermelden, als krachtig literair middel om het berouw van de broers tastbaar te maken.
Als Jozef de overtuiging heeft dat de broers werkelijk veranderd zijn, kan hij zich bekend maken en zeggen: “Maar God heeft mij vooruitgezonden tot grote redding …” (45:7).

van herders tot onderdeel van de Egyptische natie

In het vervolg van dit verhaal wordt de aankomst van Jacob met zijn gevolg van zeventig verhaald.
De groep vestigt zich in het land Choshen dank zij de macht van onderkoning Jozef.
Niet onderschat mag worden de enorme overgang die met Jozef wordt ingeluid, Jozef, die als eerste in de familiegeschiedenis de sprong heeft gemaakt van herdersjongen naar een nieuw sociaal niveau, namelijk naar een functie waarin politiek, vooruitzien, beleid op lange termijn, centraal stond, anders gezegd: naar een positie binnen de toenmalige ‘moderniteit’ van de georganiseerde naties van het Midden-Oosten. Vanuit die positie leidde hij de familie van Jacob uit de anonimiteit van de steppen binnen in de politieke geschiedenis, die met het boek Shemot/Exodus in volle omvang wordt voortgezet.
De familie van Jacob neemt een sprong in de richting van het worden van Am (volk) Israël.
Zo begint het met de puber Jozef, de lieveling van zijn vader en drager van de kleurige mantel, die lasterpraatjes over zijn broers aan vader overbrengt (de midrasj – uitleggende verhaaltraditie – zegt: overtredingen door de broers van de Noachitische wetten), de jonge Jozef die nog naïef zijn dromen vertelt, waarin hij overheersend centraal staat,zodat zijn de broers, ten prooi aan jaloersheid, hem willen ombrengen, als hij hen opzoekt op het veld. Uiteindelijk besluiten ze onder invloed van Juda de voorlopig in een put geworpen broer te verkopen aan een voorbijtrekkende karavaan.
Het loopt uit op een Jozef, die zich verzoend heeft met zijn familie en ook hier speelt Juda een belangrijke bemiddelende rol. Jozef redt dan zijn vader en broers van de hongersnood, maar niet alleen hen, het hele land Egypte wordt dank zij hem behoed voor hongersnood en profiteert van zijn vooruitziende blik en zijn machtige organisatievermogen.
In de (door mij op de nog-te-lezen-lijst staande) tetralogie van Thomas Mann ‘Joseph und seine Brüder’ heet het vierde deel: ‘Joseph der Ernährer’, Jozef de voeder.

de wegwijzer

Ik ga nog in op één van de vele kleurige en dramatische gebeurtenissen van deze geschiedenissen. Het lijkt een vrij onbelangrijk detail dat in 37: 15-18 wordt verteld over Jozef, die op weg is in opdracht van zijn vader naar zijn broers die ergens in de steppen het vee weiden:
(NBV)“15 Toen Jozef daar in het veld ronddwaalde, kwam hij iemand tegen die hem vroeg wie hij zocht. 16 ‘Ik ben op zoek naar mijn broers,’ antwoordde hij. ‘Kunt u me zeggen waar zij het vee aan het weiden zijn?’ 17 ‘Ze zijn hier niet meer,’ zei de ander, ‘ik hoorde hen zeggen dat ze naar Dotan wilden.’ Jozef ging zijn broers achterna en trof hen in Dotan aan.“
Uitgangspunt bij Tora-verklaring is dat er nooit iets voor niets staat.
Ook al lijkt het een onbelangrijk detail, het feit dat het is opgenomen in het verhaal houdt in dat het een betekenis of boodschap heeft.
In de hierboven opgenomen vertaling staat, dat Jozef ‘iemand tegenkwam’. Letterlijk vertaald staat er: ‘Jiemtsehoe iesh’ ofwel: een man (iesh) vond hem. Wanneer er sprake is van een anonieme ‘man’ gaat het in de Tora meermalen om een instroming in de manifeste wereld van een transcendente kracht, die een belangrijke wending teweeg brengt. Soms wordt hij een ‘man’ genoemd, zoals de mannen die bij Awraham op bezoek komen en hem de geboorte van Jitschak in het vooruitzicht stellen; en zoals de ‘man’ met wie Jacob heeft geworsteld aan de Jabbok.
Soms wordt hij een boodschapper genoemd. een ‘mal’ach’, later via het Griekse equivalent ‘angelos’ vertaald als ‘engel’.
De veel geraadpleegde Middeleeuwse commentator Rabbi Shlomo Jitschaki (RASHI) verklaart beknopt, dat het hier gaat om (de engel) Gabriël; zie ook het boek Daniël, waarin gewag wordt gemaakt van ‘een man Gabriël’, waar het duidelijk gaat om een engel-achtig fenomeen (Daniël 9:21 )
Daarmee kiest deze commentator duidelijk voor de interpretatie dat het hier een ingreep van de Eeuwige betreft.

Hoe het ook zij, het is duidelijk dat het hier een draaipunt betreft in de afwikkeling van het drama van Jozef en zijn broeders, ja zelfs in de geschiedenis en het lot van Israël. Jozef was verdwaald. Als hij de man niet had ontmoet had hij zijn broeders waarschijnlijk nooit gevonden. Misschien was hij wilde dieren tegengekomen, rovers, misschien was hij onverrichter zake teruggekeerd naar het kamp van zijn vader.
Hij was waarschijnlijk nooit in Egypte terecht gekomen (en als hij er onverhoopt toch terecht zou zijn gekomen was zijn geschiedenis zich daar heel anders verder ontwikkeld, was de broederschuld niet opgetreden, was Jozef nooit de redder van zijn familie geworden). Waarschijnlijk was Jacob en zijn zeventig mensen nooit in Egypte aangeland, althans niet op de manier zoals in de Tora beschreven met de vestiging in het land Chosjen, de bevolkingsaanwas, de toenemende onderdrukking en tenslotte de Exodus.

toeval of sturing?


Is het toeval dat de ‘man’ op de weg van de verdwaalde Jozef kwam?
Eeuw in eeuw uit is de vraag of een essentiële schakelgebeurtenis (b.v. een ontmoeting) nu zuiver toeval is geweest of een ingreep Gods. Het is een onderwerp, dat gezellig bediscussieerd werd en wordt aan de borreltafel (of bij het nomaden kampvuur, wie weet) en tussen wetenschappers, theologen en filosofen, in gewichtige academische fora. Op belangrijke historische wendingspunten, maar ook in de individuele levens van onberoemde personen zijn er staaltjes van al dan niet schijnbaar toeval te geven.
Wie ben ik om een overzicht te geven van de stand van deze discussie, die in populair wetenschappelijke vorm een eigentijdse variant kent – waar het gaat over biologische evolutie – onder de noemer van ‘intelligent design’.
Ik wijs er hier op, dat de Tora suggereert, dat er een bovenmenselijke, zo je wil goddelijke sturing is. Een sturing, die kennelijk wil, dat Jozef zijn beproeving tegemoet gaat, dat de broeders hun dwaling aan hem begaan, zodat Jozef vanuit de diepste put via toppen en dalen naar zijn hoogste glorie kan stijgen, waardoor hij zijn familieleden vanuit hun ontberingen een veilige plaats van welvaart kan bieden, welke plaats weer wordt tot een oord van ellende, van waaruit zij uiteindelijk uit de slavenketens bevrijd optrekken naar de Sinaj, waar zij de openbaring van de Tora krijgen, waarna etcetera de geschiedenis verder rolt met een beurtelings oplichtende dan weer in duistere raadselachtigheid verzinkende finaliteit.

Misschien is onze grootste vrijheid als mens niet zozeer dat wij in opperste vrijheid kunnen kiezen als wel dat wij de vrijheid hebben ons af te sluiten óf ons te openen voor welke boodschapper ons vanuit een grotere dimensie met zijn tekens, met zijn richtingwijzing tracht te bereiken.
Misschien is dat de kwaliteit van Jozef geweest – behalve dat hij een helder verstand had, een prima intuïtie, een visie om te schouwen en dromen in hun essentie te begrijpen – : de kwaliteit om in de nood van het moment, verdwaald in eindeloze velden, open te staan voor tekenen, die de juiste richting aangaven; en wie weet geeft dat aan die hogere dimensie (God zo je wil) de gelegenheid zich te openbaren met de noodzakelijke weg die te gaan is. Voor Jozef ging die weg via een diepe put en een lange ballingschap.

Tenslotte: het is opvallend hoe vaak de aanvankelijke menselijke verkeerdheden, dwalingen, vooruit: zeggen we zonden, de geschiedenis juist essentieel vooruit duwen. Met het eten van de boom der kennis begint de geschiedenis der mensen, de jaloersheid en naijver van Jozefs broeders brengen Jozef – en uiteindelijk Israël – in Egypte. In deze zelfde parasha brengt de zonde van Juda met Tamar het nageslacht voort dat zal leiden tot David ha-melech (koning David) en diens zonde met Batshewa brengt Shlomo ha-melech (koning Salomo) voort.

Ik ben benieuwd wat je van dit verhaal vindt en of je er iets hebt gevonden, dat past in je eigen leven…

Geen opmerkingen: